Doorgaan naar de inhoud

Ests

Eesti keel

Aantal moedertaalsprekers

Ongeveer 1,29 miljoen

Officiële taal in

Estland, EU

Taal van diaspora

Zweden, Finland, Letland, Duitsland, Canada, de VSA, Rusland, Australië, Argentinië, Brazilië, Verenigd Koninkrijk, Denemarken

Alfabet
Latijns, 32 letters
Grammaticale naamvallen
14
Taalcode
et, est
Taalkundige tipologie
agglutinerend , woordsamenstelling , SVO
Taalfamilie
Oeralische familie, Finoegrische tak, Baltisch-Finse subgroep
Aantal dialecten
2

Langste woord

eindeloze energie op zondagavond na een verjaardagsfeest, dat het hele weekeinde duurde
ochtendidylle na Nieuwjaar

Eigenaardig woord of zin

Woorden met een minimum aan medeklinkers:
ijsrand
donderstormnacht
herder
De langste samengestelde woorden:
gedurende een werknacht zat een sterobservator bij een ijsrand
tuin op een rivieroever

Geschiedenis

De Estse taal begon zich te vormen in de 12-de -13-de eeuw als resultaat van het vermengen van twee of drie talen, die in het begin van de jaartelling gescheiden waren van andere Baltisch-Finse dialecten. Zowel de Duitse als de Slavische en Baltische talen hebben mede de ontwikkeling van het Ests beïnvloed.

Dialecten

Twee dialectgroepen, die substantieel van elkaar verschillen:

  • Noordelijk dialect:
    • Midden-Estse dialecten: Centraal, Westelijk, eiland-Ests, Oostelijk Ests
    • Noord-oostelijke dialecten: Kust-, Alutaguse Ests
  • Zuidelijke dialecten: Mulgi, Tartu, Võro

Schrijfsysteem en uitspraak

  • a
  • b
  • c
  • d
  • e
  • f
  • g
  • h
  • i
  • j
  • k
  • l
  • m
  • n
  • o
  • p
  • q
  • r
  • s
  • š
  • z
  • ž
  • t
  • u
  • v
  • w
  • õ
  • ä
  • ö
  • ü
  • x
  • y

Estse woorden hebben meestal de klemtoon op de eerste lettergreep (al zijn er uitzonderingen, zodat aitäh 'dank je wel', sõbranna 'vriendin' en enkele tussenwerpsels: ahah, ohoh de klemtoon op de tweede lettergreep hebben). Oudere leenwoorden hebben ook de klemtoon op de eerste lettergreep, b.v. miljonär, apelsin, pensionär, terwijl recente geleende woorden de klemtoon hebben gelijk in de brontaal, zoals büroo, psühholoogia, kompuuter .

Klinkers worden duidelijk uitgesproken, zonder reductie. Medeklinkers en klinkers hebben drie graden van lengte: koli (korte “o” – “zich installeren”), kooli (middellange “o” – “van de school”), kooli (lange “o” – “naar school”).

Medeklinkers worden ingedeeld naargelang ze sterk of zwak zijn en niet naargelang ze stemhebbend of stemloos zijn. Bijvoorbeeld de medeklinkers g, b, d, d’ zijn niet stemhebbend, maar zwak, met een lichte articulatorische occlusie, en klinken daarom meer als k, p, t, t’. De Estse k, p, t, t’ wordt uitgesproken met een langere obstructie. Medeklinkers worden niet stemloos aan het eind van woorden. Sterke en zwakke plosieven worden aan het begin van woorden niet verschillend uitgesproken, zo bijvoorbeeld baas ("basis") en paas ("kalksteen") worden gelijk uitgesproken. De klank f komt alleen voor in leenwoorden: film, faktor.

In de meeste gevallen is de uitspraak voorspelbaar volgens het schrift.

Grammatica

Het Ests is een agglutinerend-inflectionele taal. Grammaticale vormen worden geconstrueerd door grammaticale indicatoren en uitgangen worden aan de stam van een woord toegevoegd (bijvoorbeeld: adessief meervoud lauda+de+l (stam + meervoudsaanduiding + naamvalsuitgang) "op tafels"; er gebeuren fonetische wijzigingen (lugema "lezen", loen: "Ik lees"). Woorden kunnen bestaan ​​uit veel morfemen..

Het Ests heeft geen lidwoorden of grammaticale geslachten. Er bestaat een vrouwelijke aanduiding voor woorden die vrouwen betekenen, bijvoorbeeld: tanárnő (“lerares”), titkárnő (“secretaresse”).

Het Ests heeft 14 naamvallen. De naamvalsuitgangen zijn gebaseerd op een verschuiving van de zogenaamde sterke en zwakke graden en als resultaat kan een woord grondig wijzigen: tuba (“kamer”, nominatief), toa (“van een kamer”, genitief).

Persoonlijke voornaamwoorden hebben twee vormen, kort (zonder nadruk) en voluit (met nadruk).

Estse werkwoorden hebben geen aspect-categorie. Er zijn twee grammaticale tijden, de tegenwoordige en de verleden, (imperfectum, perfectum en plusquamperfectum). De Estse tijd wordt uitgedrukt ofwel door de tegenwoordige tijd, ofwel door analytische vormen met het werkwoord hakkama (“beginnen”) (of saama, “kunnen”).

  • ma kirjutan
    ik schrijf/ zal schrijven/ zal aan het schrijven zijn
  • ma hakkan kirjutama
    Ik zal (onmiddellijk) beginnen schrijven
  • ma saan kirjutada
    ik kan schrijven

Het Estse werkwoord heeft 4 wijzeni:

  • aanduidende wijze (indicatief): Ta laulab hästi. (“Hij zingt goed”)
  • voorwaardelijke wijze: Ta laulaks hästi. (“Hij zou goed zingen”)
  • citerend: Ta laulvat hästi. (“Hij zingt goed (naar men zegt)”)
  • gebiedende wijze: Ta laulgu hästi! (“Dat hij goed zinge!”)

Het is mogelijk 4 deelwoorden uit een werkwoord te maken — actieve en passieve in de tegenwoordige en verleden tijd — en ook een bijwoordelijk deelwoord (gerundium): looma ("scheppen"): loov ("scheppend", actief tegenwoordig deelwoord), {sound3 } ("geschapen zijnde", passief tegenwoordig deelwoord), loonud ("geschapen hebbend", actief verleden deelwoord), loodud ("geschapen", passief verleden deelwoord).

Woordvorming en lexicon

Het Ests heeft veel woorden die bestaan uit twee, drie, vier of meer onderdelen:

  • suur/linn
    grootstad
  • vihma/piisad
    waterdruppels
  • pôllu/majandus/iilikool
    landbouwuniversiteit

Themawoorden

Grappige of vreemde traditionele spreekwoorden en uitdrukkingen

Terug naar boven