Frans
La langue française
La langue française
77 miljoen moedertaalsprekers met veel meer die het spreken als een tweede taal (150-220 miljoen)
Frankrijk, België, Zwitserland, Monaco, Luxemburg, EU, Canada, Haïti, Vanuatu en 21 landen in Afrika.
Italië, de VSA
Algerije, Argentinië, Australië, Canada, Chili, Libanon, Mexico, Marokko, Nieuw-Zeeland, Tunesië, Uruguay
Frans wordt gesproken in de 29 landen die deel uitmaken van de Francophonie. Daarom zijn er verschillende varianten van het Frans in Europa, Afrika, Canada, de Verenigde Staten en Azië. In Europa verschillen de varianten in Zwitserland en België van de norm, die in Frankrijk gesproken wordt.
Het grootste aantal moedertaal- en tweede-taal-sprekers van het Frans wordt gevonden in Afrika (ongeveer 115 miljoen in 31 Afrikaanse landen). De landen van het voormalige Franse koloniale rijk (Senegal, Algerije, Gabon, Tunesië, Mauritanië, Ivoorkust enz.) gebruiken vaak Frans als een compromis tussen de lokale talen na de onafhankelijkheid.
Verschillende creoolse talen, zoals het Haïtiaans, zijn lexicaal gebaseerd op het Frans.
Verschillende internationale organisaties zoals de VN, de WTO, de NAVO, Raad van Europa, het Rode Kruis, gebruiken het Frans als officiële taal, en ook Vaticaanstad. De Alliance Française heeft als missie de Franse taal en cultuur in de wereld te bevorderen.
Een kaart die de talen en dialecten van het Frans toont en de grensstreken.
Bron: Wikimedia Commons
Frans groeide als een Romaanse taal uit het volkse Latijn, onder invloed van de Keltische taal, gesproken in Gallië (nu Noord-Frankrijk). Occitaans werd gesproken in het zuidelijke deel van het land.
De vroegste tekst is de Eed van Straatsburg (Serments de Strasbourg 842).
Frans I maakte het Frans tot officiële taal van de administratie, die in 1539 het Latijn verving. Daarom werden andere talen in Frankrijk onderdrukt of verwaarloosd.
Het Frans werd een internationale taal in Europa onder het bewind van Lodewijk XIV (17-de eeuw). Het was de belangrijkste taal van de diplomatie vanaf de 17-de eeuw tot het midden van de 20-e eeuw, toen het Engels de rol van internationale taal overnam.
Frans wordt geschreven met 26 Latijnse letters, 14 diakritische letters (à â ç é è ê ë î ï ô ù û ü ÿ) en 2 ligaturen (æ, œ).
De uitspraak van klanken gebeurt met spierspanning. De laatste letter van het woord is vaak stom. Er is geen h klank. De h aan het begin van het woord wordt niet uitgesproken: hôtel [otel] (hotel). De Franse huig r is kenmerkend voor de taal.
De spelling is vrij ingewikkeld omdat er veel meer wordt geschreven dan er wordt uitgesproken. Werkwoordvervoeging bestaat in geschreven vorm, maar de uitspraak onderscheidt slechts drie van de zes vormen in de tegenwoordige tijd. In de vervoegingstafel worden alle enkelvoudige vormen en de derde persoon meervoud op dezelfde manier uitgesproken.
Echt Franse uitgesproken klanken zijn moeilijker dan de taalleerling zou veronderstellen omdat sommige klinkers weggelaten worden en woordgroepen samen uitgesproken worden als één enkel:
Je ne le sais pas (ik weet het niet)
Standaard Frans heeft tot 13 orale klinkers en 4 nasale klinkers. De zogenaamde /ə/ waarvan de uitspraak gelijkt aan œ wordt vaak weggelaten (e muet). Over het algemeen wordt het niet uitgesproken bij het einde van de woorden, zoals in porte, maar het kan uitgesproken worden in poëzie.
Letter | Voorbeeld | Vertaling |
---|---|---|
a à | patte, là | poot, daar |
a â | image, pâté | beeld, pastei |
ai, ei, è | chère, neige, faire | beste, sneeuw, doen |
ê | rêve | droom |
é | été | zomer |
i | livre | boek |
œ, eu | œil, jeune | oog, jong |
eu, eû | peu, jeûne | weinig, vast |
e [ə] | je | ik |
o, au, eau | mot, peau, beau | woord, huid, mooi |
o | mort | dood |
ou | sous | onder |
u | but | doel |
De klinkers a, o, u en i worden nasaal uitgesproken als ze gevolgd worden door n. | ||
an | dans | in |
on | mon | mijn |
un | brun | bruin |
in | vin | wijn |
Het Frans heeft ook tweeklanken: oui (‘ja’), huit (‘acht’), roi (‘koning’), louer (‘huurt’), ciel (‘hemel’).
Letter | Voorbeeld | Vertaling |
---|---|---|
b | beau | mooi |
c, s, ç | cent, sous, ça | honderd, onder, dit |
c, k, q | cause, kilo, cinq | oorzaak, kilo, vijf |
ch | chaise | stoel |
d | dans | in |
f, ph | fée, photo | fee, foto |
g, j | gens, journal | mensen, journaal |
g | garde | bewaker |
l | lait | melk |
m | mère | moeder |
n | non | neen |
gn | campagne | campagne |
p | porte | deur |
r | rose | roos |
t | triste | triest |
v | ville | stad |
x | expansion | uitbreiding |
z | gazette | krant |
De Franse klemtoon valt op de laatste lettergreep van woorden, maar woorden die bij elkaar worden uitgesproken en die een ritmische eenheid vormen (zoals un petit enfant = 'een klein kind') hebben slechts één enkele nadruk. Medeklinkers die normaal niet uitgesproken worden, worden soms wel uitgesproken, als ze gevolgd worden door een klinker (dat is de uitgang t van petit wordt wel uitgesproken in het voorbeeld hierboven). Dit staat bekend als liaison.
Het Frans heeft de ingewikkelde verbuigingen en vervoegingen van het Latijn verloren. Er is een teken voor het meervoud van zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, hoewel dat vaak stom blijft. Woordvolgorde en voorzetsels worden gebruikt om de syntactische relaties uit te drukken. Hulpwerkwoorden worden gebruikt om tijden en wijzen uit te drukken.
Het Frans heeft twee geslachten (mannelijk lidwoord: le en vrouwelijk lidwoordl: la), en het adjectief, dat normaal na het zelfstandig naamwoord komt (met uitzondering van enkele korte en veel voorkomende), komt ermee overeen in geslacht en getal.
Enkelvoud
Meervoud
Van deze vormen wordt alleen het lidwoord anders uitgesproken in het enkelvoud en meervoud.
Sommige adjectieven kunnen een verschillende betekenis hebben vóór en na het substantief:
De werkwoorden behoren tot drie vervoegingsgroepen naargelang de uitgang van de infinitief (-er, -ir, -re).
parler
spreken |
finir
eindigen |
mettre
zetten |
||
Aantonende wijs, tegenwoordige tijd | ||||
---|---|---|---|---|
Enkelvoud | ||||
1-ste persoon | je parle | je finis | je mets | |
2-de persoon | tu parles | tu finis | tu mets | |
3-de persoon | il parle | elle finit | il met | |
Meervoud | ||||
1-ste persoon | nous parlons | nous finissons | nous mettons | |
2-de persoon | vous parlez | vous finissez | vous mettez | |
3-de persoon | ils parlent | elles finissent | ils mettent | |
Onvoltooide tijd | ||||
Enkelvoud | ||||
1-ste persoon | je parlais | je finissais | je mettais | |
2-de persoon | tu parlais | tu finissais | tu mettais | |
3-de persoon | il parlait | elle finissait | il mettait | |
Meervoud | ||||
1-ste persoon | nous parlions | nous finissions | nous mettions | |
2-de persoon | vous parliez | vous finissiez | vous mettiez | |
3-de persoon | ils parlaient | elles finissaient | ils mettaient | |
Voltooid tegenwoordige tijd | ||||
Enkelvoud | ||||
1-ste persoon | j’ai parlé | j’ai fini | j’ai mis | |
2-de persoon | tu as parlé | tu as fini | tu as mis | |
3-de persoon | il a parlé | elle a fini | il a mis | |
Meervoud | ||||
1-ste persoon | nous avons parlé | nous avons fini | nous avons mis | |
2-de persoon | vous avez parlé | vous avez fini | vous avez mis | |
3-de persoon | ils ont parlé | elles ont fini | ils ont mis | |
Toekomende tijd | ||||
Enkelvoud | ||||
1-ste persoon | je parlerai | je finirai | je mettrai | |
2-de persoon | tu parleras | tu finiras | tu mettras | |
3-de persoon | il parlera | elle finira | il mettra | |
Meervoud | ||||
1-ste persoon | nous parlerons | nous finirons | nous mettrons | |
2-de persoon | vous parlerez | vous finirez | vous mettrez | |
3-de persoon | ils parleront | elles finiront | ils mettront | |
Tegenwoordige voorwaardelijke wijs | ||||
Enkelvoud | ||||
1-ste persoon | je parlerais | je finirais | je mettrais | |
2-de persoon | tu parlerais | tu finirais | tu mettrais | |
3-de persoon | il parlerait | elle finirait | il mettrait | |
Meervoud | ||||
1-ste persoon | nous parlerions | nous finirions | nous mettrions | |
2-de persoon | vous parleriez | vous finiriez | vous mettriez | |
3-de persoon | ils parleraient | elles finiraient | ils mettraient | |
Gebiedende wijs | ||||
Enkelvoud | ||||
1-ste persoon | ||||
2-de persoon | parle | finis | mets | |
3-de persoon | ||||
Meervoud | ||||
1-ste persoon | parlons | finissons | mettons | |
2-de persoon | parlez | finissez | mettez | |
3-de persoon |
Het Frans gebruikt geen samengestelde woorden, maar eerder samengestelde uitdrukkingen, zoals:
De getallen zijn gebaseerd op het oude Keltische systeem dat 20 gebruikt als basisgetal. Daarom is 80 quatre-vingts ('vier twintigs') en is 95 quatre-vingt-quinze ('vier twintigs vijftien'). Belgisch en Zwitsers Frans (en sommige andere varianten) gebruiken nu getallen op basis van tien, zodat 95 daar nonante-cinq is.