Taalpolitiek

In veel samenlevingen spreekt men meer dan één taal of taalvariante. Zulke samenlevingen zijn meertalig en moeten keuzes maken op gebied van taalbeleid, dat is een reeks maatregels die het gebruik van bepaalde talen bevoordelen of benadelen. Veel landen gebruiken taalbeleid om één officiële taal te vooruit te schuiven als nationale taal ten koste van andere. Andere landen proberen regionale en etnische talen te beschermen en te behouden. Sommige landen kiezen voor een meertalig model, zoals Zwitserland met zijn vier officiële talen{/ b} of Canada met het Frans en het Engels. Dergelijk taalbeleid begunstigt tweetaligheid zowel op institutioneel als op individueel niveau.

Nationale talen en minderheidstalen

Als één taal de nationale taal wordt, worden andere beschouwd als minderheidstalen. Sommige taalpolitieken ondersteunen en beschermen minderheidstalen met een nationale of internationale wetgeving. Andere bevoordelen taaldiscriminatie en de onderdrukking van de taalrechten om het gebruik van minderheidstalen te beperken of zelfs te verbieden. Sommige minderheden zijn uitlopers van een taalterritorium van een buurland (zoals Slovenen of Duitsers in Noord-Italië), andere zijn het gevolg van migratie (Albanezen en Kroaten in Zuid-Italië, Roma overal) of het gevolg van historische gebeurtenissen (zoals de verbanning van de Joden, of Romeinse kolonisatie in de Balkan: Vlachen, Aroemenen).

Minderheden in eigen land

Van een andere soort inheemse taalkundige minderheid zijn Friulananen en Ladino's in Italië een voorbeeld, die spreken andere talen dan het Italiaans, maar het zijn Romaanse talen zoals het Italiaans zelf. Italië is in feite de thuisbasis van veel Romaanse talen, en het is op taalgebied misschien wel het rijkste land van Europa. Voorbeelden van dergelijke volkstalen zijn het Sardisch, Piëmontees en Napolitaans. Deze zijn onafhankelijk ontstaan ​​uit het Latijn, net als het Toscaanse Italiaans. Technisch gezien zijn het geen Italiaanse dialecten maar regionale talen. Ze hebben aparte typologische en historische identiteiten, maar werden niet erkend als een minderheidstaal om verschillende redenen, niet in het minst vanwege het ontbreken van de wens van de sprekers voor deze erkenning. Maar dit is ook deels een gevolg van het eentalige model van taalbeleid, dat bepaalt dat de Italiaans de enige staatstaal is.

Dialecten

Taalgebruikers spreken niet altijd een standaardtaal, maar gebruiken in plaats daarvan een dialect, dat een regionale of verwante taalvariante is met een andere woordenschat, uitspraak of grammatica. Ze kunnen ook een accent hebben, dat is een variante van de taal, voornamelijk een verschil in de uitspraak. De term accent kan accent van een dialect betekenen (omdat ze verschillende lokale vormen hebben) of een accent van de standaard variante, die gewoon het dialect is met het hoogste sociale prestige, met zorg ontwikkeld voor diverse hogere maatschappelijke functies of sociale communicatie, formeel of informeel, geschreven of mondeling. De conventies op gebied van uitspraak, woordenschat, grammatica en spelling van de standaard taal wordt ook uitdrukkelijk vastgelegd als een min of meer verplichte norm voor alle gebruikers, althans in formele communicatie. Taal kan ook heel verschillend zijn volgens de sociale status van de gebruikers. De werkende klasse spreekt anders dan de hogere klasse (zowel in het dialect als in de standaardtaal). Er kunnen ook verschillen zijn tussen jonge en oude, mannelijke en vrouwelijke sprekers of andere sociale groepen. Jongeren en vaklui gebruiken een speciale taal, zoals het jargon van advocaten, artsen, of dieven, een straattaal of jeugdjargon. De technische term voor een dergelijke taal is sociolect, een sociale variatie van de taal.

Een goede huistaak zou zijn het toneelstuk Pygmalion van Bernard Shaw te lezen of te gaan zien.