Syntaxis
"Hoe breng je woorden bij elkaar"
"Hoe breng je woorden bij elkaar"
Syntaxis heeft te maken met de lineaire structuur van taal, door de interactie proberen uit te leggen tussen woorden (de minimale eenheden van de syntaxis) in het vormen van een zin{/ b} (de maximale eenheid van de syntaxis).
Afzonderlijke woorden en meer complexe structurele delen van een zin kunnen allemaal in termen van vorm beschreven worden, dat is wat ze zijn of waaruit ze bestaan, en functie, welke rol ze spelen in de zin. Bijvoorbeeld De Europese ruimtevaartorganisatie lanceerde een ruimtesonde naar Mars in 2003, bestaat uit vijf zinsdelen, die aangeven wie deed (lanceerde) wat en waar en wanneer. Het kernbestanddeel is het werkwoord lanceerde, dat rechtstreeks slaat op de argumenten wie en wat (het zogenaamde onderwerp en voorwerp in de syntaxis-theorie), en meer los ervan de tijd- en plaats-bepalingen (de zogenaamde bijwoordelijke bepalingen). Dergelijke functionele zinsdelen kunnen worden als gereserveerde plaatsen worden opgevuld met materiaal van verschillende syntactische vorm. Zo is het onderwerp de Europese ruimtevaartorganisatie niet alleen een uitstekend alternatief voor NASA, maar ook een groep woorden, genaamd een substantief-groep, omdat het centrale woord een substantief is, en omdat kan worden vervangen door een eenvoudig naamwoord, ESA, of een voornaamwoord het. Alle talen kunnen uitdrukken wie-deed-wat-wanneer-waar, maar doen dat op zeer uiteenlopende manieren, waar het gaat over woordvolgorde of (topologie).
De meeste moderne syntactische theorieën gebruiken boomstructuren om syntactische relaties te beschrijven tussen de zinsdelen (generatieve grammatica) of tussen woorden (afhankelijkheidsgrammatica).
Generatieve grammatica (of grammatica van de zinsstructuur) is zo genoemd omdat ze zorgt voor de generatie van een zin door iteratief (herhaald) groeperen van zinsdelen tot steeds grotere eenheden, door gebruik te maken van de z.g. herschrijf-regels:
Een overeenkomstige afhankelijkheidsboom zou er als volgt uitzien:
Aan de oppervlakte kan een syntactische functie worden gemarkeerd door morfologische eigenschappen (Morfologie) zoals affixen, door woordvolgorde of door aparte rolwoorden (zoals voorzetsels/ achterzetsels in Europese talen of post-partikels in het Japans).
syntactische functie | onderwerp | werkwoord | medewerkend voorwerp/ datief | lijdend voorwerp | indirect/ voorzetselvoorwerp | gezegde |
---|---|---|---|---|---|---|
naamval | nominatief | datief | accusatief | |||
Duits | Das Kind | hat | dem Hund | Wasser | gegeben | |
Esperanto | La infano | donis | akvon | al la hundo | ||
Engels | The child | gave | water | to the dog | ||
Japans | kodomo ga | mizu o | inu ni | yarimashita |
Synthetische talen (Morfologie) markeren niet alleen relaties tussen de componenten, maar tonen vaak ook zichtbaar de binding tussen woorden binnen een zinsdeel. Het beste voorbeeld hiervan is de afstemming in een substantiefgroep, waar alle woorden, die er deel van uitmaken, overeenkomen in aantal, geslacht en naamval (zie bv. Lingvopedia substantiefgroepen voor het Slowaaks, Duits enz.). In de Portugese substantiefgroep as novas casas (de nieuwe huizen), bijvoorbeeld, is er uitdrukkelijke overeenkomst voor zowel het aantal (meervoud) als het geslacht (vrouwelijk) voor elk van de drie samenstellende woorden. Echter, en juist omdat overeenkomst zulk een fundamenteel concept is, is dubbelzinnigheid of afwezigheid van dergelijke markeerders bij één of meer woorden toegestaan, zolang ten minste één woord de nodige informatie behoudt. Dus de naamvalmarkeerder van een Duitse substantiefgroep "der/den/dem Hund" is zichtbaarder in het lidwoord dan in het zelfstandig naamwoord ({hund}), en het Engels markeert het meervoud alleen in zelfstandige naamwoorden, niet in bijvoeglijke naamwoorden of lidwoorden.
Op een dieper niveau weerspiegelt een syntactische structuur de betekenisstructuur (semantiek) van een bewering. Actief en passief, bijvoorbeeld, zijn twee manieren van weergeven van de eenzelfde onderliggende verklaring. Zo blijft de oorzaak-gevolg relatie (Semantische rollen, vergelijk het hoofdstuk Semantiek) tussen aardbevingen en tsunami dezelfde, zelfs als tsunami het onderwerp van de zin wordt:
1. De argumentruimte | Werkwoordelijk hoofd | 2. argumentruimte | |
---|---|---|---|
Actief | Earthquakes | may cause | tsunamis |
Syntactische functie | Onderwerp | Gezegde (actief) | Voorwerp |
Semantische rol | OORZAAK | GEVOLG | |
Passief | Tsunamis | may be caused | by earthquakes |
Syntactische functie | Onderwerp | Gezegde (passief) | Bijwoordelijke bepaling (agens van passief) |
Semantische rol | GEVOLG | OORZAAK |
Het blijft onduidelijk of taalstructuur op elk niveau rechtstreeks cognitieve processen weergeeft, maar het is bekend dat mensen een speciaal syntactisch hersenencentrum hebben, het Broca-centrum, het motorische gedeelte van de frontale kwab. Dit deel van de hersenen verschilt van het Wernicke-centrum, dat de koppeling van geluid en betekenis behandelt en ligt in de temporale kwab, waar het gehoor verwerkt wordt. Een patiënt die een beroerte heeft in het Broca-centrum zal in telegramstijl spreken, simpelweg zelfstandige naamwoorden koppelen zonder rolwoorden of syntactische bomen, maar het is mogelijk hem te begrijpen. Omgekeerd zal een Wernicke patiënt syntactisch vloeiend en mooi spreken, maar onzin vertellen.
Het kan echter juist vloeiende onzin zijn, die menselijke spraak onderscheidt van die van primaten. In het bijzonder bonobo's zijn in staat gebarentaal te leren, complexe gesproken vragen te begrijpen en zelfs woorden te combineren op een creatieve manier ( gelieve openen snel = gelieve [het] snel te openen). Maar ze hebben slechts een zeer rudimentaire (Wernicke-achtige) bindings-syntaxis en veranderen geen woordorde voor vragen.