Terwijl grammatica handelt over de structuur van woorden en zinnen, en semantiek over hun betekenis, gaat pragmatiek over hun interpretatie in het taalgebruik, afhankelijk van de concrete context en de sociale omgeving van het spreekgebeuren.

Deictie

Heeft u een idee wat het betekent als u ziet ik zal hier binnenkort zijn{/I} op een stuk papier, dat op de vloer lag? Wie is Ik? Waar is hier? En wanneer is binnenkort? Dezelfde boodschap zou al begrijpelijker zijn als u een afspraak met uw docent of baas om 15 uur, en u deze nota bij het binnenkomen vindt bij de deur. U kent de persoon, de plaats en de tijd, u zal dus een paar minuten wachten. Zulke woorden worden deictische uitdrukkingen genoemd, wat betekent dat ze alleen kunnen geïnterpreteerd worden vanuit het oogpunt van de spreker, de "zender" van de informatie. Deictie heeft persoons-, tijds-, ruimtelijke en sociale aspecten.

Als iemand die voor u staat u informatie geeft over de richting die u moet nemen naar het museum, is zijn 'rechts' uw links! Als u dezelfde informele taalvormen met uw leraar of baas gebruikt, zoals u met uw vrienden doet, kan dit vervelende gevolgen hebben. Andersom kunnen overdreven formele taalvormen u belachelijk maken bij uw collega's.

Spraakdaden

Traditioneel worden daden als belangrijker beschouwd dan alleen maar woorden. Maar wat kan u anders doen, als u iets wilt beloven, dan te de zin te zeggen Ik beloof? En het volstaat dat een priester zegt: Ik verklaar u nu man en vrouw om uw leven voorgoed te veranderen. Er zijn dus een aantal spraakhandelingen, die worden uitgevoerd door woorden — ​​zoals de taalkundige John L. Austin ontdekte. Als aan een aantal basisvoorwaarden (de zogenaamde geluksvoorwaarden) voldaan is, dan vervullen de uitgesproken woorden de beschreven handeling. We kunnen mensen gehuwd verklaren (als iemand de juiste juridische status heeft) en ook iets beloven, iemand bedreigen of beledigen door middel van woorden.

Sommige spraakhandelingen werken als verklaringen, die de wereld veranderen (zie het vorige voorbeeld), andere soorten werken als richtlijnen, die de wil van de spreker uitdrukken (Ik vraag u om antwoord. Doe dat niet!), beloften, die de intentie van de spreker uitdrukken (Ik zal je naar de film laten gaan), uitdrukkingen, die de gevoelens van de spreker uitdrukken (het spijt me echt. Gefeliciteerd!) of gewoon vertegenwoordigingen, die voorstellen wat de spreker meent (Ons huis ligt dicht bij het ​​museum).

Spraakhandelingen kunnen direct of indirect zijn. Ik kan iemand rechtuit vragen de ramen te openen als het te warm is in de kamer of zeggen: Het is erg warm hier. In de juiste context kunnen beide zinnen hetzelfde effect hebben.

Presupposities en implicaturen

Als iemand zegt: "Mijn vriend zijn auto is gestolen", wordt u niet alleen geïnformeerd over de diefstal van een auto, maar weet u ook dat deze persoon minstens één vriend heeft, en deze vriend een auto had. Deze twee informaties zaten in de zin, maar niet expliciet uitgedrukt, het zijn presupposities. Omgangstaal zit vol presupposities, dat is een reden waarom buitenlanders soms niet begrijpen wat vanzelfsprekend lijkt.

Ze kunnen existentieel zijn, zoals in het vorige geval, factief of iemand zegt: Ik ben blij dat Peter gekomen is ofwel Ik ben woedend dat Peter gekomen is{/i }, het blijft een feit dat Peter gekomen is. Sommige woorden bevatten lexicaal een presuppositie: als we iets afwerken, wordt het begin voorondersteld. De zin Je bent weer te laat suggereert dat dit niet de eerste keer is. Vragen, zoals Wanneer/ waarom kwam Peter?{/I} vooronderstellen dat Peter kwam.

Als je vriend vraagt​​: Wil je vanavond met mij naar de bioscoop? zou het eenvoudige antwoord zijn ja of neen, maar het antwoord zal dikwijls zijn: Geweldig! Welke film tonen ze? of Ik heb morgen examen of zelfs Laat me met rust. Uit deze antwoorden zijn de conclusies duidelijk. Dit zijn de gevallen van conversationele implicaturen.

Conversationele principes

De basis van een geslaagd gesprek is de samenwerking tussen de gesprekspartners (conversationele partners). Grice formuleerde uitgangspunten, zoals: geef een informatief antwoord en niet meer dan dat (hoeveelheid); uw informatie moet juist zijn (kwaliteit); relevant zijn (relatie); scherpzinnig zijn (wijze)

Beleefdheid is ook belangrijk voor een geslaagd gesprek. Dit betekent dat we het openbare zelfbeeld van de andere persoon respecteren. Beleefdheid verschijnt in groeten, aanspreekvormen, in strategieën die gebruikt worden voor het vragen, weigeren, enz. Beleefdheid hangt af van verschil in leeftijd, geslacht, sociale status en de mate van intimiteit tussen de gesprekspartners, en die kunnen zeer verschillende vormen aannemen in verschillende culturen.

Het fundamentele onderscheid is tussen informele en formele (bv. jij/ gij/ u) communicatie, maar in Aziatische culturen wordt een veel verfijnder onderscheid gemaakt . Verwaarlozing van beleefdheid kan de gesprekspartner beledigen, en u riskeert uw doel te missen.

De spreekgewoonten en culturele achtergronden verschillen van volk tot volk, daarom kunnen implicaturen en beleefdheidsregels ook verschillen. Meer expliciete communicatie en openheid zijn nodig in interculturele contexten. Interculturele pragmatiek houdt zich bezig met deze verschillen en de strategieën die gebruikt worden om ze te overkomen.